Inleiding
Lambertus Koekkoek was de oudste zoon van Albertus Koeckoek en Johanna Plaggemeier.
Hij werkte als molenbaas aan de kopermolen te Zuuk. Lambertus trouwde in 1798 met Antonia Jansen Boerleman. Het echtpaar kreeg eerst een doodgeboren kindje en daarna drie zonen en een dochter.
De oudste zoon van Lambertus, Albertus en getrouwd met Petronella Biesterbosch, volgde zijn vader als molenbaas op en bleef tot 1854 op de Zuuker kopermolen. Toen de molen werd verkocht, werd Albertus boer, eerst in Emst, later op de boerderij het Witteveen.
Albertus kreeg zeven kinderen van wie de oudste zoon Antonius geen kleinkinderen meer kreeg met de naam Koekkoek.
De tweede zoon Willem huwde twee keer. Uit het tweede huwelijk met Grada Jansen kwamen drie zonen voort die het geslacht voortzetten: de Koekkoeks die hun Bakermat in Loenen en Baak hebben. Van deze Willem Koekkoek is in deze paragraaf een persoons,- en gezinsbeschrijving opgenomen.
De derde zoon van Albertus Koekkoek en Petronella Biesterbosch was Theodorus Koekkoek.
Theodorus Koekkoek werd de stamvader van de Dierense en Denekampse Koekkoeks.
De tweede zoon van Lambertus Koekkoek en Antonia Jansen Boerleman is Joannes Koekkoek. Hij trouwde in 1844 Hendrika Flierman en kreeg negen kinderen. De eerste zoon werd doodgeboren en de tweede zoon werd slechts 12 jaar oud. Van zijn zeven dochters kregen er slechts twee kinderen.
De derde zoon tenslotte van Lambertus en Antonia was Henricus. Deze Henricus was molenaar op de Griftse molen. Henricus trouwde twee maal. Uit zijn tweede huwelijk kwamen 10 kinderen voort, van wie er maar een, namelijk Lambertus, voor nakomelingen met de naam Koekkoek zorgde. Deze laastgenoemde Lambertus trouwde met Johanna Maria IJsseldijk en werd later molenaar op de Vecht onder Terwolde.
Genealogie
Vb. Lambertus Koekkoek (ook Lambert(us) Albers Koekkoek), ged. R.K. Vaassen 27 juli 1770, overl. Epe 23 mrt. 1855, tr. R.K. Vaassen 2 mei 1798 Antonia Jansen Boerleman (ook Boerman of van Boerle), ged. R.K. Wijhe 18 mrt. 1767, overl. Zuuk (Epe) 1 nov. 1843, dr. van Joannes Alberts en Gerardina Herms op het Boerle.
Lambertus is een telg in de vijfde generatie. Hij woonde in Vaassen in het deel Zuuk en zorgde voor talrijke nakomelingen. Ook van hem, zijn leven en zijn gezin is niet veel door verteld, wel is wat in archieven terug gevonden. Het meest is bekend over zijn beroep.
Uit dit huwelijk:
1. Doodgeb. kind Epe 25 nov. 1799, begr. 28 nov.
2. Albertus, volgt VIc.
3. Joannes, volgt VId.
4. Henricus, volgt VIe.
5. Gerardina, ged. R.K. Vaassen 1 febr. 1809.
Lambert en Antonia woonden vanaf hun huwelijk op de Zuuker kopermolen. Lambert wordt genoemd “koperslager” (1813), “meesterknegt in de kopermolen” (1814) en “molenbaas aan de kopermolen te Zuuk” (1823.)
Van zijn vrouw Antonia van Boerle is bekend dat zij geboren is op boerderij het Boerle onder Wijhe. Van haar is ook het bidprentje uit 1843 in bezit van de familiestichting.
Lambert was blijkbaar niet helemaal onbemiddeld:
15 jan. 1813 verkoopt hij een paar percelen bomen in de Hafkamp te Vaassen.
14 febr. 1813 draagt hij aan Gerrit Hendriks Hafkamp over.
Hoe hij aan die bezittingen kwam, staat niet vermeld. In 1814 stelt hij zich borg voor Arend Heinen als deze 500 gulden leent. Er staat vermeld dat hij bij notaris en getuigen als “genoegsaam geërft en gegoed tot het gunt voorschreven” bekend staat.
Eveneens in 1814 vond er een verkoop plaats van roerende goederen door Johanna van Bussel, weduwe van de koperslager Hermannus Langen. Lambert kocht daar de klok voor 24 gulden en 6 stuivers. Best wel een behoorlijk bedrag als je dat afzet tegen de prijs van andere goederen. Dankzij de beschrijving van de verkoop in het notarieel archief is die vergelijking te maken. Zo kocht Jannes Jonker, smid te Epe, twee partijen ijzer, een voor zes en een voor zeven stuiver. Drie koeien gingen van de hand, een voor 56, een voor 54 en een voor 50 gulden. De laatste werd gekocht door Joseph David de Jong, slagter te Epe. Twee sabels deed de weduwe van de hand, een voor 12 en een voor 5 stuivers. Het kabinet leverde 22 gulden en 6 stuivers op. Tientallen borden, kommen, tinnen goed en allerlei klein huisraad wisselden voor enkele stuivers van eigenaar. Voor een zaag werd acht en voor een hamer zes stuivers betaald. Ketels (waarschijnlijk koperen) gingen voor meer van de hand: bijna twee tot vijf en een halve gulden. Nog duurder waren twee partijen spek: elk voor meer dan zeven en een halve gulden.
De gehele verkoop leverde ruim 383 gulden op
Op 16 september 1819 wordt op zijn verzoek een hoeveelheid huisraad verkocht. Mogelijk was dat uit de nagelaten boedel van zijn ouders.
3 oktober 1823 treedt “Lammert Albert Koekkoek” op als gevolmachtigde van de eigenaar van de molen, om een contract te tekenen met een duitse monteur die bepaalde verbeteringen aan de molen zal aanbrengen.
VIc Albertus Koekkoek, ged. R.K. Vaassen 21 jan. 1801,overl. Vaassen 23 mei 1876, tr. Epe 19 april 1828 Petronella Biesterbosch, ged. R.K. Vaassen 7 feb. 1801, overl. Vaassen 11 jan. 1880, begr. ald. 15 jan. 1880, dr. van Cornelis Biesterbosch
en Henrica Teunis.
Albertus is het oudste kind van Lambertus Koekkoek en Antonia Jansen Boerleman.
Vóór hem kregen zijn ouders een dochter; die echter na enkele dagen stierf. Hij groeide op in de Zuuker kopermolen waar zijn vader ‘kopersmit’ was. Hij leerde dat ambacht ook en volgde zijn vader op.
Albertus trouwde te Epe met Petronella Biesterbosch op 19 april 1828. Zij kregen 7 kinderen.
De kopermolen was van Jacob ‘t Hoen en deze laatste verkocht de kopermolen op 4 december 1854 aan de papiermaker Aart Heering. Deze liet de kopermolen ombouwentot korenmolen, die hij zelf ging exploiteren. Daardoor moesten Albertus en zijn vrouw Petronelle vertrekken.
Albertus werd boer en ging op de boerderij het Witteveen wonen, niet ver van de kopermolen.
In 1861 blijkt Albertus verhuisd naar Emst en bij zijn dood woont hij in Wissel. Blijkbaar is hij een gezien man geweest. Hij was lange tijd kerkmeester van de parochie Vaassen en Epe. Het gedachtenisprentje van Albertus Koekkoek vermeldt dat hij “in leven gedurende 31 jaren Kerkmeester was der parochie Vaassen en Epe”. Maar hij was ook actief op “werelds gebied”, namelijk als lid van de gemeenteraad van Epe. Daarover weten we het volgende.
De eerste gemeenteraadsverkiezingen in 1851
De grondwet van 1848 bracht onder andere een nieuwe kieswet voort die in 1851 van kracht werd. Op grond daarvan vonden op de derde dinsdag van juli 1851 de eerste gemeenteraadsverkiezingen plaats. Zo ook in de gemeente Epe. Albertus Koekkoek wordt per 1 oktober 1851 als raadslid benoemd. In de vergadering van 29 november 1851 besluit de gemeenteraad dat de leden geen presentiegeld genieten. Vóór 1851 had een raadslid weinig meer te doen dan een aantal vergaderingen bij te wonen, waarin men zich uitsluitend bezig hield met het akkoord verklaren met zaken die anderen al bedisseld hadden. Vanaf 1851 staat de gemeenteraad aan het hoofd van de gemeente en dat brengt nogal wat werk en verantwoordelijkheid met zich mee. Raadsleden nemen plaats in commissies die allerlei projecten en besluiten voorbereiden.
Werk in Commissies
Dat geldt ook voor Albertus. Zo heeft hij zitting in een commissie die de geleden schade moet registreren van een noodweer dat op zaterdag 9 juli 1853 losbarstte. Het Algemeen Handelsblad meldt op 14 juli 1853 dat er in Oene “eene groote boerderij voor een groot gedeelte is verwoest; een ander huis en schuur in die environs zijn deerlijk beschadigd. Schier alles wat de orkaan ontmoette werd verbrijzeld, boomen bij honderden en stukken ijs vielen er zo groot als een gewoon theekopje”. Gedeputeerde Staten van Gelderland geven toestemming om een algemene collecte langs de huizen te houden voor tegemoetkoming in de geleden verliezen van minvermogenden. Burgemeester en Wethouders van de gemeente Epe kondigen aan dat de collecte zal plaats vinden tussen maandag 15 en zondag 21 augustus “met uitnoodiging allen naar zijn vermogen wel daarin te willen bijdragen ten einde voor velen behoeftige ingezetenen ook van deze Gemeente, een verlies te helpen leenigen, dat hun den aanstaanden winter met bekommering doet tegemoetgaan”. De commissie berekent de schade aan de rogge op ongeveer 2/3 van wat verloren ging, voor boekweit echter slechts de helft, “derwijl het gunstige weder een gunstigen invloed op dit gewas heeft gehad”.
In de gemeente Epe wordt aan schade een bedrag van f 290,07 uitbetaald. Een lijst van gedupeerden is niet bewaard gebleven. Behalve een rechtstreekse schadevergoeding worden de gedupeerden ook vrijgesteld van de betaling van gemeentelijke lasten.
Omstreeks 1850 gingen er al stemmen op om in Epe tot een weekmarkt te komen. De gemeenteraad besluit een commissie in te stellen die de mogelijkheid en de wenselijkheid van een weekmarkt zal onderzoeken. In 1853 komt de commissie, bestaande uit A. Koekkoek, J. Mulder en H. Poll Jonker, (“drie vooraanstaande zakenmensen in de gemeente”), met het advies een weekmarkt in te stellen. Maar er zijn wel bedenkingen, vooral m.b.t. de korenmarkt; dit is een speculatieve handel die opslagmogelijkheden vereist en die zijn er in Epe onvoldoende. Een vraag is ook of er genoegzaam concurrentie bij de kooplieden op de markt zal zijn. En is de overgang van dagelijks naar de winkelier gaan tegen wekelijks naar de markt, ook niet te groot? Maar ondanks deze pessimistische overwegingen, wordt toch geadviseerd om een weekmarkt in te stellen omdat “daaruit om verschillende reden meerdere voordeelen voor verschillende ingezetenen der gemeente te voorzien zouden zijn. Naast koren en boter zouden ook aardappelen en groente moeten worden aangevoerd. In één woord: Alle zoodanige artikelen toe te laten als welke gezamenlijk op een weekmarkt gevonden worden.” De commissie stelt de woensdag als marktdag voor, omdat dan in de omliggende plaatsen geen markt is. De gemeenteraad besluit tot het instellen van een weekmarkt te beginnen op de eerste woensdag in mei 1854.
In het gemeentelijk jaarverslag lezen we dat in dat jaar (vanaf mei) op de weekmarkt zijn aangevoerd:
4735 mud rogge, 166 mud boekweit, 23 mud tarwe en 7082 halve ponden boter. “Voorts gedurende den zomer en herfst meer of minder groenten zoals: aardappelen, wortelen, doperwten, verschillende koolen en boonen. Als anderszins biggen, kippen en eieren, alles echter niet in zoo belangrijke hoeveelheden dat daarvan afzonderlijke opgave noodig blijkt.” De eerste jaren wordt de aanvoer nog in het gemeenteverslag vermeld, soms met de trotse toevoeging: “de prijzen waren hoger dan in Deventer”; daarna niet meer.
(Bron: het Blad Ampt Epe, nummers 85,104 en 125, van de Historische Vereniging voor Emst, Epe, Oene, Vaassen)
Uit dit huwelijk:
1. Lambertus, ged. Epe 12 jan 1829, ongeh. overl. Epe 18 juni 1850.
2. Henrika, geb. Epe 9 oct. 1830, overl. Vaassen 14 jan. 1904, tr. Epe 8 aug. 1856 Willem Heinen, geb. Vaassen 10 dec. 1824, broodbakker, overl. Vaassen 26 mei 1911, begr. aldaar 30 mei 1911, zn van Willem Heinen en Maria Maas.
Uit dit huwelijk:
a. Wilhelmus Albertus Heinen, geb. Vaassen 6 dec. 1858.
b. Albertus Wilhelmus Heinen, geb. Vaassen 2 april 1861, priester gewijd 15 augustus 1887, overleden Bunnik 31 juli 1942.
c. Maria Petronella Heinen, geb. Vaassen 4 oct. 1863.
d. Lambertus Theodorus Heinen, geb. Vaassen 15 juni 1866.
e. Petronella Gertruida Heinen, geb. Vaassen 30 mei 1869.
f. Theodorus Gerhardus Heinen, geb. Vaassen 31 maart 1872.
De familiecontacten met deze familie Heinen waren blijkbaar zeer goed. Neven en achterneven zochten elkaar op. Niet in het minst de contacten over en weer van Albert:
met deze pastoor en later tevens deken te Bunnik werd geschreven en zijn pastorie werd met bezoeken vereerd. Er is nog een brief van deze deken Heinen aan zijn neef Albert Koekkoek in Baak uit de oorlogstijd.
3. Antonius, volgt VIIa.
4. Katharina, geb. Epe 26 maart 1834, overl. Apeldoorn 13 nov. 1875, tr. Epe 9 jan. 1865 Albertus Johannes Hattink, geb. Apeldoorn ca 1832, winkelier, wedr. van Berendina Frederika Aarnink.
Uit dit huwelijk:
a. Walterus Bernardus Hattink, geb. Apeldoorn 12 okt. 1865.
b. Albertus Johannes Hattink, geb. Apeldoorn 15 juni 1867.
c. Petronella Johanna Hattink, geb. Apeldoorn 1 juni 1868.
d. Johannes Lambertus Hattink, geb. Apeldoorn 28 juni 1871.
e. Wilhelmus Antonius Hattink, geb. Apeldoorn 17 sept. 1872.
5. Willem, volgt VIIb.
6. Gerhardus, geb. Epe 26 febr. 1838, overl. Epe 23 mei 1869.
7. Theodorus, volgt VIIc.
VIIa. Antonius (Anthonie) Koekkoek, geb.Epe 26 aug. 1832, overl. Vaassen 6 dec. 1902, tr. 1e Epe 7 febr. 1863 Grada Nijboer, geb. Apeldoorn ca. 1839, overl. Epe 2 maart 1869, dr. van Jannes Nijboer en Antonia Hendriks: tr. 2e Epe 24 juli 1871 Willemina Huisman, wed. van Hendrik Jan Roest, geb. Wilp 27 maart 1839, overl. 28 oct. 1899, dr. van Cornelis Huisman en Anna Maria IJsseldijk.
De tweede zoon Antonius werd stamhouder. Hoewel hij twee keer trouwde en er 7 kinderen geboren werden, kreeg hij geen kleinkinderen met de naam Koekkoek.Geen van zijn vier zonen zorgde voor een stamhouder. Alleen zijn dochter Anna Maria kreeg kinderen.
Antonius Koekkoek was landbouwer en woonde onder Vaassen: eerst in de Emsterenk en later in de Westerenk. In de laatste jaren van zijn leven woonde hij bij zijn dochter Anna, dus bij de familie Logen. Op zijn bidprentje wordt hij getypeerd als eenvoudig en oprecht. Eveneens afgedrukt het bidprentje van zijn schoonzoon Willem Logen.
Uit het eerste huwelijk:
1. Albertus Johannes, geb. Epe 29 jan. 1864, ongeh. overl. Vaassen 16 febr. 1905.
In de overlijdensakte van Albertus Johannes Koekkoek (Vaassen, 16 februari 1905) staat achter zijn naam “nachtwacht”. Dit komt overeen met de vermelding in een overzicht van klepperlieden in Vaassen dat A.J. Koekkoek als zodanig functioneerde van 1903 – 1905 (bron: Ampt Epe, nr. 79).
Hoe in de gemeente Epe (Epe, Oene, Vaassen en de bijbehorende buurtschappen) de orde gehandhaafd werd, wordt duidelijk uit de brief die de burgemeester in 1881 schrijft aan de Commissaris des Konings: “…… dat er vooralsnog in deze Gemeente geen directe behoefte bestaat aan uitbreiding van het aantal Gemeenteveldwachters. Over het algemeen komen hier gelukkig weinig misdrijven voor en de bevolking werkt op enkele uitzonderingen na, gaarne mede aan Wetten Verordeningen in eere te houden. De meeste overtredingen bestaan uit jachtdelicten en kleine dieverijen van hout en ongeoorloofde weijerijen, waarover de drie veldwachters voldoende toezicht kunnen houden. En buitendien zijn in de Gemeente nog aanwezig 1 Rijksveldwachter, 2 Opzieners der Jacht, 5 nachtwachten en niet minder dan 17 onbezoldigde Rijksveldwachters die overal verdeeld zijn en een gedurig toezicht mede helpen houden….”
De nachtwaker was in Epe zelf vanaf 1871 een zuiver gemeentelijke functie. In Oene en Vaassen daarentegen werd de plaatselijke bevolking geacht een belangrijk deel van het kleppermansloon te dragen. De gemeente droeg daar vanaf 1868 twintig gulden per jaar aan bij. In 1874 wordt dat vijftig gulden, in 1889 zestig gulden en in 1891, wanneer er twee nachtwachten komen, wordt de gemeentelijke bijdrage vijfenzeventig gulden per nachtwacht per jaar en dat blijft zo tot 1907.
De nachtwachten droegen geen uniform, zij moesten voor hun eigen kleding zorgen. Maar wel kregen zij af en toe een nieuwe jas. Zo wordt in 1902 voor de nachtwacht in Vaassen tien gulden uitgetrokken voor een nieuwe jas.
Op 12-10-1903 wordt er een nieuw reglement nachtwachtdienst vastgesteld. Vermoedelijk is dit een gevolg van het feit dat deze dienst in zijn huidige vorm wat minder begon te voldoen. Er kwamen klachten over minder goede plichtsvervulling van de nachtwachten. In het raadsverslag van 11 april 1903 is namelijk te lezen: “Zo werd nachtwacht Oortwijn in Vaassen, bij een brand, slapende in bed aangetroffen en toen de burgemeester onlangs zelf inspectie hield, zag hij ’s morgens heel vroeg uit het huis van bakker Visch, nachtwacht Bourgonje (Epe) komen. Die vertelde dat hij daar een kopje koffie had gedronken.”
In de vergadering van de Raad d.d. 19-11-1906, komt het reorganisatieplan voor de nachtwachten in behandeling. Voorgesteld wordt alle in dienst zijnde nachtwachten te ontslaan en voor ieder dorp één nachtwacht aan te stellen, Men gaat uit van een arbeidstijd van 2250 uur per jaar en komt zo op een jaarloon van 200 gulden. De Raad discussieert over een voorstel om de jaarwedde te verhogen tot 225 gulden per jaar. Als argument wordt aangevoerd dat een goede arbeider 10 cent per uur kan verdienen, hetgeen de animo voor deze betrekking bij een traktement van 200 gulden zou kunnen verminderen. De stemmen staken, doch in de volgende raadsvergadering wordt het voorstel aangenomen.
Onze Albertus heeft die reorganisatie niet meer meegemaakt, omdat hij in februari 1905 op eenenveertigjarige leeftijd is overleden.
2. Johannes Albertus, geb. Epe 31 oct. 1865.
3 . Petrus Lambertus, geb. Epe 25 dec. 1867, ongeh. overl. Vaassen 18 maart 1905.
Uit het tweede huwelijk:
4. Cornelis Wilhelmus, geb. Vaassen 12 mei 1872, overl. Vaassen 24 sept. 1872.
5. Anna Maria, geb. Vaassen 28 aug. 1873, overl. Epe 8 feb. 1928, tr. Epe 18 mei 1901 Willem Logen, geb. Epe 17 mei 1863, metselaar, zn. Van Gerhardus Logen en Maria Ellenbroek.
Uit dit huwelijk:
a. Antonius Martinus Logen, geb. Epe 31 mei 1904.
b. Maria Willemina Logen, geb. Epe 16 juni 1906.
c. Wilhelmus Albertus Logen, geb. Epe 4 okt. 1907.
6. Cornelis Wilhelmus, geb. Vaassen 9 nov.1874, ongeh. overl. Utrecht 26 maart 1895.
7. Gerarda Dorothea, geb. Vaassen 16 jan. 1877, overl. Vaassen 21 maart 1881.
VIIb. Willem Koekkoek, geb. Epe 3 jan. 1836, landbouwer, lid R.K. Armbestuur te Loenen, overl. Loenen 26 nov. 1916, tr. 1e (Voorst) 25 febr. 1848 Theresia Van ‘t Erve, geb. Nijbroek (Voorst) 25 febr. 1848, overl. Broekland (Apeldoorn) 2 febr. 1878, dr. van Theodorus (Derk) Van ‘t Erve en Theresia Simons; tr. 2e Voorst 8 febr. 1879 Grada Jansen, geb. Terwolde 8 oct. 1851, overl. Loenen 1 dec. 1932, dr. van Johannes Jansen en Johanna Arends.
Uit het eerste huwelijk:
1. Petronella Theresia, geb. Broekland (Apeldoorn) 19 nov. 1874, overl. Eersel 11 juli 1951, Zuster Theresina, geprofest Schijndel 28 aug. 1904 bij de Zusters van Liefde van Schijndel.
2. Theresia Petronella, geb. Broekland (Apeldoorn) 8 juni 1876, overl. Mierlohout 19 maart 1948, Zuster Imelda, geprofest Schijndel 28 aug. 1904 bij de Zusters van Liefde van Schijndel, Overste Alphonsusgesticht te Mierlohout.
3. Albertus Theodorus, geb. Broekland (Apeldoorn) 14 jan. 1878, overl. aldaar 13 maart 1878.



Uit het tweede huwelijk:
4. Albertus Johannes, volgt VIIIa. (“Vrienden van de Stichting Koeckoek”)
5. Johannes, volgt VIIIb. (“Vrienden van de Stichting Koeckoek”)
6. Johanna Maria, geb. Loenen (Apeldoorn) 9 okt. 1884, overl. Loenen 6 jan. 1976, tr. Loenen 14 juni 1909 Wilhelmus Antonius Klomp, geb. Loenen 14 mrt 1880, landbouwer, overl. Loenen 3 feb. 1919, zn. Van Gradus Klomp en Antonia Kruitbos.
Johanna Maria Koekkoek en Wilhelmus Klomp gingen wonen op de “Grote Modderkolk”, de boerderij waar ook Gradus Klomp, de vader van Wilhelmus al woonde.
Willem Klomp is betrekkelijk jong gestorven, hij kreeg T.B.C. en daarbij nog de Spaanse griep. Hij stierf nog geen 39 jaar oud.
Weduwe Anna had eerst verschillende familieleden in dienst onder andere Wilhelmus Antonius Koekkoek, Willem Hafkamp en Toon Klomp. Daarna kwam Dorus Notten, afkomstig uit Hengelo, die bleef tot de zoons zelf het bedrijf aankonden.
Uiteindelijk bleef Wim op de boerderij. En daarna Wims zoon Wim. De Grote Modderkolk was een boerderij van de kerk van Loenen. Weduwe Anna Koekkoek kocht deze boerderij van de Kerk.
Uit dit huwelijk:
a. Gradus Wilhelmus Klomp, geb. Loenen 11 nov. 1910.
b. Wilhelmus Antonius Klomp, geb. Loenen 4 maart 1912, overl. Loenen 20 maart 1990.
c. Antonia Grada Klomp, geb. Loenen 25 mei 1913.
d. Grada Antonia Maria Klomp, geb. Loenen 14 dec. 1914, overl. Loenen 15 juni 1917.


7. Wilhelmina Grada, geb. Loenen 17 juli 1887, overl. Loenen 10 feb. 1940, tr. Loenen 4 feb. 1911 Johannes Martinus Klomp, geb. Loenen 26 sept.1883, landbouwer, zn. van Johannes Hendrikus Klomp en Maria Slief.
Wilhelmina Grada Koekkoek en Johannes Martinus Klomp gingen wonen op “Het Blik”. Anno 1992 woont dochter Marie daar die getrouwd is met Geert Reusken. Het Blik ligt evenals “De Grote Modderkolk” aan de Vrijenbergerweg in Loenen.
De Muurankers van het Blik geven het jaartal 1721 aan.
Uit dit huwelijk:
a. Johannes Antonius Klomp, geb. Loenen 9 jan. 1912.
b. Grada Maria Klomp, geb. Loenen 2 mei 1913.
c. Wilhelmus Martinus Klomp, geb. Loenen 9 nov. 1914.
d. Henricus Wilhelmus Klomp, geb. Loenen 7 aug. 1916, trad in bij de Paters van de H. Geest, priester gewijd 16 juli 1942.
e. Maria Grada Klomp, geb. Loenen 9 april 1918
f. Albertus Wilhelmus Klomp, geb. Loenen 20 juni 1921, trad in bij de Paters van de H. Geest, priester gewijd 22 juli 1951.
g. Johanna Alberta Klomp, geb. Loenen 10 juni 1923.
h. Antonius Wilhelmus Klomp, geb. Loenen 9 feb. 1925.
i. Henrica Everdina Klomp, geb. Loenen 22 okt. 1926; trad in bij de Zusters van Juli Postel en werd geprofest als zuster Willemien.
j. Wilhelmina Maria Klomp, geb. Loenen 1 sept. 1928, overleden 3 april 2009 trouwt 20 augustus 1952 Diks.
8. Grada Maria, geb. Loenen 13 sept. 1890, overl. Angerlo 19 nov. 1975, tr. Loenen 2 sept. 1913 Gradus Staring, geb. Angerlo 13 juni 1878, landbouwer, overleden Angerlo 24 mei 1962, zn van Henricus Staring en Elisabeth Verwaaijen.
Grada Maria Koekkoek ging met Gradus Staring wonen op de boerderij van vader Henricus Staring. Deze Boederij staat in het buiten gebied van Angerlo, dat het ‘Klooster’ genoemd wordt. Volgens de overlevering zou daar vroeger een klooster gestaan hebben.
De boerderij moet van oorsprong al heel oud zijn, want de bewoner ervan heeft nog steeds de rechten in de Mark van Beinum. De Marken zijn in de middeleeuwen ontstaan en het was niet de gewoonte dat later ontstane boerderijen rechten kregen in de Mark. De Mark van Beinum is een van de weinige Marken die nog bestaan.
Ap Staring, de opvolger van vader Gradus, is markeschrijver, d.w.z. dat hij de verslagen moet maken van de vergaderingen van de Mark.

Uit dit huwelijk:
a. Wilhelmus Henricus Staring(Wim), geb. Angerlo 3 juli 1914, overl. Angerlo 20 dec.1920.
b. Henricus Staring (Henk), geb. Angerlo 5 dec 1915.
c. Johannes Staring (Jan), geb. Angerlo 3 feb. 1917.
d. Elisabeth Grada Staring (Lies), geb. 19 juni. 1919, overl. 16 mei 2000.
e. Wilhelmus Staring (Wim), geb. 26 april 1921.
f. Theodorus Antonius Staring (Theo), geb. 1 sept. 1923.
g. Theresia Petronella Staring (Trees), geb. 24 jan 1926.
h.Maria Grada Staring (Riet), geb. 8 dec. 1927.
i. Gerardus Alfonsus Staring (Gerard), geb.19 april 1929, overl. 24 feb. 1998.
j. Albertus Johannes Staring (Ap), geb. 16 april 1931.
k. Antonius Gerardus Staring (Antoon) geb. 21 okt. 1933.
9. Wilhelmus Antonius, volgt VIIIc. (“Vrienden van de Stichting Koeckoek”)
VIIc. Theodorus Koekkoek, geb. Epe 28 maart 1841, lid R.K. Kerkbestuur van Loenen, landbouwer/molenaar, overl. Loenen 1 juni 1893, tr. Apeldoorn 7 sept. 1878 Geertruida Veggelers, wed. van Hendrik Kruitbosch, geb. Roosendaal 2 dec. 1844, overl. Loenen 15 okt. 1902, dr. van Antonie Veggelers en Willemina Schouten.
Uit dit huwelijk:
1. Albertus Henricus, volgt VIIId. (“Vrienden van de Stichting Koeckoek”)
2. Wilhelmus Albertus, volgt VIIIe. (“Vrienden van de Stichting Koeckoek”)
Theodorus Koekkoek, de stamvader van de Dierense en Denekampse Koekkoeks, was van huis uit landbouwer. Zijn vrouw Geertruida Veggelers was weduwe van Hendrikus Kruitbosch, molenaar op de Zilvense molen aan de Eerbeekseweg in Loenen. Door zijn trouwen met Geertruida werd Theodorus Koekkoek van de ene op de andere dag molenaar. Albert Koekkoek uit Baak maakte een schilderij van deze molen. Er werden twee zonen geboren. Deze werden geen molenaar. Na de dood van Theodorus en Geeertruida kwan de familie Kruitbosch weer op de Zilvense molen; in 1994 woonden nazaten van die familie er nog.

VId. Joannes Koekkoek, ged. Vaassen 23 sep. 1803, korenmolenaar, overl. Apeldoorn 21 feb. 1868, tr. Epe 9 feb. 1844 Hendrika Flierman, geb. Epe 18 juni 1819, overl. Apeldoorn 9 juni 1864, dr. van Johannes Jansen Flierman en Mechtelt Bouwhuis.
Het is niet duidelijk geworden op welke molen Joannes Koekkoek molenaar was. Evenmin is duidelijk geworden of hij knecht, huurder of eigenaar was van die molen.
Uit dit huwelijk:
1. Antonia, geb. Epe 8 feb. 1845, overl. Wilp 21 jan. 1889, tr. Apeldoorn 23 jan. 1869 Johannes Schutten, geb. Apeldoorn 1 maart 1830, molenaar, overl. 22 jan. 1915, zn. van Jan Schutten en Geertrui Koeslag.
Uit dit huwelijk:
a. Geertrui Mathilda Schutten, geb. Voorst 5 feb. 1871, overl. 9 juni 1893
b. Johannes Schutten, geb. Voorst 6 juli 1874, overl. 21 juni 1900.
c. Johannes Everhardus Schutten, geb. Voorst 28 feb. 1876.
d. Hendrikus Johannes Schutten, geb. Voorst 20 juni1879, overl. 10 juli 1901.
e. Johanna Maria Schutten, geb. Voorst 19 april 1882, overl. 9 jan. 1901.
f. Gerardus Willebrordus Schutten, geb. Voorst 7 nov. 1884.
2. Mechtilda, geb. Epe 15 juli 1846, overl. 4 feb. 1871 “van beroep dienstmeid, ten huize van Johannes Schutten”. Johannes Schutten is de man van oudste zus Antonia. Mechtilda was bij het overlijden van haar moeder resp. vader 18 resp. 22 jaar oud. Het kan zijn dat ze om die reden is gaan inwonen bij haar oudste zus, mogelijk om in het huishouden te helpen.
3. Lammerdina, geb. Epe 5 juni 1848, overl. Apeldoorn 21 feb. 1863.
4. Doodgeboren zoon, Epe 8 aug. 1849.
5. Johannes, geb. Epe 8 nov. 1850, overl. Apeldoorn 19 mei 1862.
6. Doodgeboren dochter, Epe 19 nov. 1852.
7. Gerhardina Johanna, geb. Epe 24 dec. 1853, overl. Wilp 16 juli 1884, tr. 4 feb. 1871 Wilhelmus Johannes Holthuis, geb. Goor 9 juni 1855 overl. 22 aug. 1929 Delft, zn van Herman Hendrik Holthuis en Maria Aleida Frenken.
8. Alberta Petronella, geb. Apeldoorn 17 mrt. 1856, bleekster, overl. Loenen 26 april 1925, tr. Apeldoorn 29 mei 1875 Antonius Johannes Aarnink, geb. Apeldoorn 5 nov. 1845, papierfabrikant, overl. Apeldoorn 23 feb. 1895, zn. van Jan Aarnink en Maria Mulder.
Bij haar huwelijk was Alberta Petronella nog niet meerderjarig. Haar ouders waren toen al overleden. In de huwelijksakte staat dan ook dat haar voogd en toeziend voogd hun toestemming hebben gegeven. Haar voogd was Albertus Koekkoek en de toeziend voogd Gerardus Flierman. Omdat in de huwelijksakte bij Albertus nog staat aangegeven dat hij 74 jaar is, moet Albertus wel “onze” VI.c. zijn, de broer van haar vader Joannes. De toeziend voogd is de broer van haar moeder (Hendrika Flierman).
Uit dit huwelijk:
a. Maria Johanna Aarnink, geb. Apeldoorn 12 april 1877.
b. Johanna Antonia Aarnink, geb. Apeldoorn, 13 dec. 1879.
c. Hendrika Adriana Aarnink, geb. Apeldoorn 6 jan. 1881.
d. Grada Antonia Aarnink, geb. Apeldoorn, 26 jan. 1883.
e. Berendina Hermina Aarnink, geb. Apeldoorn, 23 okt. 1884.
f. Antonius Hendrikus Aarnink, geb. Apeldoorn 30 mei 1886.
g. Alberta Petronella Aarnink, geb. Apeldoorn 20 maart 1888.
h. Antonia Hendrika Aarnink, geb. Apeldoorn 18 mei 1892.
i. Wilhelmus Antonius Aarnink, geb. Apeldoorn 10 mei 1895.
9. Martina, geb. Apeldoorn 13 juli 1859, overl. ald. 2 mei 1868.
VIe. Henricus Koekkoek, ged. Vaassen 20 feb. 1806, koren- en oliemolenaar, overl. apld. 19 dec. 1875, tr. 1e Epe 19 jan. 1833 Gesina Arnink, ged. Vaassen 13 nov. 1806, overl. ald. 4 april 1835, dr. van Joannes Aarnink en Joanna Mentink; tr. 2e Epe 25 april 1840 Maria Heinen, geb. Vaassen 22 feb. 1822, overl. ald. 19 jan. 1880, dr. van Willem Heinen en Maria Maas.
Henricus Koekkoek was molenaar op de “Griftse“ molen. In 1412 wordt deze molen al vermeld als koren-en oliemolen, in bezit van de Hertog van Gelre, en verpand aan Steven van Rade.
Reeds in 1559 had Meister Johan Styenborch de olde een molen onder Vaassen in pacht van de heren van de Cannenburgh en daar een koperbedrijf gevestigd. In 1569 kocht hij het molencomplex aan de Grift en stichtte op de linkeroever een kopermolen.
In de eerste helft van de 18e eeuw was de molen in het bezit van Rudolphus Knuijse. Toen hij in 1747 kinderloos overleed, verkocht zijn weduwe de molens op 28 Juli 1753 aan de Cannenburgh voor 28.000 guldens. Waarschijnlijk is na de verkoop van 1753 een einde gekomen aan het koperbedrijf en werd het gebouw, dat op de westelijke oever lag, afgebroken.
De provinciale opgave van bedrijven in Gelderland vermeldt in 1816 onder Vaassen, dat de oliemolen aldaar –dat moet de Griftse molen zijn– kort voor 1816 was gebouwd. Het gebrek aan voldoende en regelmatige watertoevoer vormde een ernstige belemmering voor deze molen.
Van 1815 tot 1829 was Derk Oortwijn hier de molenaar, tegen 1/3 van de inkomsten van de olieslagerij mits betalende en onderhoudende den Olyslager en doende de nodige aantekeningen. Henricus Koekoek was de opvolger van Derk Oortwijn. Dat blijkt ook uit de brief die harenmaker Cornelis Haremaker uit Koog aan de Zaan op 16 februari 1830 aan Koekoek schreef: “Oortwijn blijkt geen olieslager meer en U is in zijn plaats”. De brief ging over onbetaalde nota’s voor het maken van voor- en naslagharen in de jaren 1828 en 1829, er stond nog ƒ 43,46 open. Haremaker dreigde “in het vervolg misschien niet meer voor u te werken”, indien er niet betaald werd.
Bij zijn huwelijk (19 januari 1833) en ook bij zijn overlijden wordt Henricus korenmolenaar of molenaar genoemd. En dat klopt ook wel want in een “Journaal” van de molen van Zuuk vinden we aangegeven dat men in de jaren 1846 – 1854 telkens raapolie betrok van H. Koekkoek. En ook in de rekening (1846) voor de installatie en het op gang brengen van een stoommachine op de kopermolen op de Oosterhof zien we naast allerlei andere kosten vermeld: H. Koekoek, raapoly 8 gulden.
Uit het 1e huwelijk:
1. Johannes, geb. Vaassen 7 juni 1834, overl. ald. 3 sep. 1834.
Uit het 2e huwelijk:
2. Anthonia, geb. Vaassen 3 nov. 1841. Overl. Wichmond (Vorden) 23 jan. 1921, tr. Epe 26 april 1869 Gerardus Arends, geb. Terwolde 9 sep. 1831, landbouwer, overl. Wichmond 21 jan. 1900, zn. van Gerrit Arends en Grada Berends Hafkamp.
Uit dit huwelijk:
a. Hendrikus Bernardus Arends, geb. Brummen 19 dec. 1871.
b. Maria Aleida Arends, geb. Baak (Steenderen) 3 dec. 1873.
c. Theodora Grada Arends, geb. Baak 28 nov. 1875.
d. Gerardus Theodorus Arends, geb. Baak 28 aug. 1877.
e. Theodora Gezina Arends, geb. Baak 12 aug. 1879.
f. Joannes Henricus Lambertus Arends, geb. Baak 2 juni 1881.
g. Wilhelmus Antonius Arends, geb. Baak 10 feb. 1884.
3. Doodgeboren zoon, Vaassen 23 okt. 1843.
4. Maria, geb. Vaassen 10 feb. 1845, overl. Deventer 8 april 1926, tr. Epe 10 juli 1869 Johannes Hendrikus Hattink, geb. Apeldoorn 3 okt. 1836, koopman, overl. Deventer 1 feb. 1880, zn. van Wouter Bernardus Hattink en Anna Slief.
Uit dit huwelijk:
a. Bernardus Hendrikus Hattink, geb. …….
b. Anna Maria Hattink, geb. …….
c. Hendrika Maria Hattink, geb. …….
5. Gesina Johanna, geb. Vaassen 2 dec. 1847, overl. Deventer 19 maart 1929.
6. Lambertus, geb. Vaassen 27 april 1850, overl. ald. 4 juli 1851.
7. Lambertus, volgt VIId.
8. Wilhelmina, geb. Vaassen 3 nov. 1854, overl. Deventer 17 april 1882, tr. … AntoniusJohannes Schoemaker, geb. …., koopman, overl. ……, zn. van ….
Uit dit huwelijk:
a. Maria Antonia Schoemaker, geb. …..
b. Hendrika Maria Lamberta Schoemaker, geb. …..
9. Geertruidis, geb. Vaassen 28 jan. 1857, overl. Epe 13 april 1944,tr. Epe 27 feb. 1886, Hendrikus Bourgonje, geb. Terwolde 24 sept. 1858, molenaar, oud voorzitter R.K. Armbestuur, overl. Epe 3 okt. 1939, zn. van Johannes Bourgonje en Carolina Bouwmeester. Uit dit huwelijk:
a. Johannes Hendrikus Bourgonje, geb. Epe 12 aug. 1887.
b. Maria Carolina Bourgonje, geb. Epe 22 mei 1889.
c. Hendrikus Lambertus Bourgonje, geb. Epe 10 aug. 1890.
d. Gerhardus Johannes Bourgonje, geb. Epe 5 mei 1892.
e. Paulina Maria Bourgonje, geb. Epe 4 okt. 1893.
f. Gerhardus Johannes Bourgonje, geb. Epe 4 okt. 1893.
g. Gerhardus Johannes Bourgonje, geb. Epe 9 april 1895.
h. Maria Paulina Bourgonje, geb. Epe 10 feb. 1898.
10.Gerhardus, geb. Vaassen 16 juni 1859, koopman, lid Gemeenteraad van Deventer, overl. Deventer 5 maart 1914, tr. Apeldoorn 22 mei 1900 Lebuina Thecla Maria Savenije, geb. Veendam 18 sept. 1863, overl. Apeldoorn 24 nov. 1952, dr. van Otto Hendrikus Savenije en Lucretia Helena de Hosson. Dit echtpaar had geen kinderen.
11.Paulina, geb. Vaassen 28 feb. 1862, overl. Epe 26 jan. 1949.
VIId. Lambertus Koekkoek, geb. Epe 4 april 1852, molenaar, lid R.K. Kerkbestuur te Terwolde, overl. Terwolde 26 okt. 1931, tr. Steenderen 7 juli 1884 Johanna Maria IJsseldijk, geb. Steenderen 28 jan. 1856, overl. De Vecht-Terwolde 13 maart 1925, dr. van Bernardus IJsseldijk en Aleida Arens.
Lambertus volgde zijn vader Henricus op als molenaar op de Griftse molen. Hij zal van jongs af aan bij zijn vader hebben gewerkt; toen deze in 1875 stierf lag het voor de hand dat hij het bedrijf voortzette. In 1871 had G.R. Wagenaar deze molen gekocht van de Van Isendoorns, maar waarschijnlijk liep het pachtcontract van de Koekkoeks tot 1881. Toen kocht Lambert Koekkoek een windkorenmolen in De Vecht (onder Terwolde).



Hij kocht deze van de schoonvader van zijn zuster Geertruidis die getrouwd was met Hendrik Bourgonje, zoon van Jan Bourgonje. Deze Jan Bourgonje had die molen laten bouwen.
In de acte van overdracht lezen we:
“Ontvangen van L. Koekkoek Hz., korenmolenaar, thans nog op de Griftse Molen te Vaassen, de som van acht duizend gulden tot algeheele afbetaling van de kooppenningen van de door den ondergetekenden aan genoemde L. Koekkoek verkochte korenmolen, met woonhuis, berg en ruim eene hectare omliggende grond, gelegen op de Vecht onder Terwolde, en verleent de verkooper dus bij deze daarvan volledige kwitantie.
Vaassen 21 Februari 1881.
J. Borgonje”
Uit dit huwelijk:
1. Hendrika Aleida, geb. Terwolde 13 dec. 1886, overl. ald. 21 mei 1946, tr. Voorst 15 nov. 1926 (R.K. De Vecht dezelfde dag) Johannes Wilhelmus Bouwmeester, geb. Olst 15 apr. 1897, bakker, overl. De Vecht 8 juni 1987, zn. van Johannes Bouwmeester en Johanna Geertruida Wesselink.
Uit dit huwelijk:
a. Johanna Geertruida Maria Bouwmeester, geb. Voorst 21 nov. 1927.
b. Lamberta Hendrika Maria Bouwmeester, geb. Voorst 17 jan. 1929.
c. Hendrika Grada Maria Bouwmeester, geb. Voorst 22 aug. 1932.
2. Grada Aleida, geb. Terwolde 12 mei 1888, overl. Raalte 19 apr. 1987, tr. Voorst 28 juli 1917, tr R.K. Duistervoorde 31 juli 1917 Gerardus Clemens Lugtenberg, geb. Heino 30 juni 1885, landbouwer, overl. Raalte 3 juli 1969, zn. van Hermanus Lugtenberg en Johanna Berendina Reuvekamp.
Uit dit huwelijk:
a. Herman Lugtenberg
b. Anny Lugtenberg
c. Riky Lugtenberg
d. Bernard Lugtenberg
e. Gerda Lugtenberg
f. Wim Lugtenberg
g. Marietje Lugtenberg
h. Trees Lugtenberg
i. Willy Lugtenberg

Aanvankelijke werd gedacht dat Grada Koekkoek en Gerardus Lugtenberg geen kinderen hadden. Niets bleek minder waar toen we, al weer lang geleden het volgende bericht ontvingen via de website:
Met veel belangstelling heb ik enige tijd terug kennisgenomen van de Koeckoek-website. Als achterkleinzoon van Grada Aleida Lugtenberg-Koekkoek sprak mij deze vanzelfsprekend aan. Daarbij valt mij op dat er bij haar gemeld wordt ‘Uit dit huwelijk geen afstammelingen.’ Ondanks dat wij geen dragers van de naam Koekkoek meer zijn, lijkt het nu dat er helemaal geen nageslacht is?”
Het moge duidelijk zijn dat we de correcties die noodzakelijk bleken hebben aangebracht. Onderstaand een foto van het gezien Lugtenberg-Koekkoek

3. Gerhardus Antonius, volgt VIIIf. (“Vrienden van de Stichting Koeckoek”)
4. Bernardus Antonius, geb. Terwolde 14 mei 1895, overl. ald. 25 aug. 1895.
Op 4 sub-pagina’s treft u stukjes familiegeschiedenis aan. Zie daarvoor de menubalk.